Skip to main content

Toen Gauke Andriesse in 2013 Nu ik er niet meer ben uitbracht, leek deze titel voorspellende waarde te hebben. De inmiddels 63-jarige auteur uit Bloemendaal beëindigde met dit boek namelijk zijn vijfdelige Jager Havix serie en verdween voor geruime tijd van het schrijverstoneel. De schrijver Gauke Andriesse verging weliswaar Tot stof, maar hij keerde drie jaar later als herboren terug onder het pseudoniem Felix Weber.

Als vanouds creëerde hij weer twee nieuwe pennenvruchten, waarvan één wederom met een gouden randje. Waar in 2011 De handen van Kalman Teller met een Gouden Strop werd bekroond wist Andriesse de prestigieuze award in 2016 als Felix Weber opnieuw te winnen. Ditmaal was het zijn debuutthriller Tot stof die de onderscheiding kreeg.

We maken een sprong in de tijd naar 2022. In september verscheen Dodelijke gelijkenis. Als vanouds prijkt de naam Gauke Andriesse weer op de cover, waarmee de cirkel mooi rond is. We spraken de auteur als Felix weber in 2017 en 2018, maar nog nooit als Gauke Andriesse. Het werd hoog tijd om weer bij te praten met de bevlogen auteur. Gauke vertelde ons alles over zijn schrijfproces, waarom het thema onrecht altijd centraal staat in zijn boeken en de unieke setting en tijdsgeest van Dodelijke gelijkenis

Onrecht

Wie Gauke Andriesse wat beter kent, weet dat het fundament van zijn boeken wordt gevormd door onberispelijk onderzoek. In zijn boeken lopen fictie en non-fictie naadloos in elkaar over. Het onderzoekstraject dat ook aan Dodelijke gelijkenis ten grondslag ligt, is een langdurig en intensief proces. Gauke vertelt ons er meer over: “Voor Dodelijke gelijkenis heb ik me onder andere laten inspireren door twee Netflix-documentaires: The Keepers over de Archbishop Keough High School, en Tell me Who I Am. Dat is eigenlijk vrij uniek, want daarvoor las ik alleen maar boeken.”

Kunnen we stellen dat de schrijver Gauke Andriesse meegaat in de tijd, nu je ook je inspiratie haalt uit de wat modernere informatiebronnen? “Dat gaat zeker op. Het internet is een onuitputtelijke bron van informatie die ik nu ook gebruik voor het vervolg op Dodelijk gelijkenis waarin de Vietnamoorlog centraal staat. Dat is dus wel veranderd ten opzichte van vroeger. Dat ik me specifiek door Netflix series heb laten inspireren, is overigens eigenlijk per toeval gebeurd. Of dat weer gaat gebeuren weet ik niet. Maar het klopt wat je zegt. Toen ik mijn eerste boek schreef maakte ik alleen maar gebruik van het geschreven woord.”

Ons gesprek is pas net begonnen, maar al snel ontpopt Gauke zich tot de bevlogen verhalenverteller die hij is, waarbij zijn rechtvaardigheidsgevoel eveneens sterk doorschemert: “Ik heb onder andere  een boek geschreven getiteld De verdwenen schilderijen. Adolf Hitler en Hermann Göring waren fanatieke  kunstverzamelaars en waar zij aan het begin van de Tweede Wereldoorlog nog een ‘vriendelijk’ gezicht toonden door de kunst te kopen, begonnen ze later met het roven ervan, waaronder ook van Joden. Toen de oorlog ten einde kwam wilden Joodse overlevenden of nabestaanden hun schilderijen terug, maar omdat zij volgens de Nederlandse overheid hun eigendomsrechten onvoldoende konden aantonen werd die kunst niet teruggegeven. Tot op de dag van vandaag speelt deze problematiek nog en hangt er  nog altijd kunst in musea waarvan de eigendom omstreden is. Dat officiële beleid van de overheid heette het Restitutiebeleid en dat vond ik zo wrang, zo vreselijk voor de nabestaanden, dat ik besloot daar een boek over te schrijven. Ik verdiep me dan in alles wat erover geschreven is en zo doe ik dat eigenlijk met al mijn boeken. Ik kies iets dat me aangrijpt, iets dat in werkelijkheid gebeurd is en daar lees ik dan veel over tot het moment dat ik voldoende weet om erover te gaan schrijven.”

En hoeveel tijd gaat daar dan overheen? Hoeveel boeken lees je bijvoorbeeld totdat je zover bent om te beginnen? “Ik kan wel één jaar aan het lezen zijn en dan lees ik misschien wel 50 boeken over een bepaald onderwerp. Ik maak daarbij overigens dankbaar gebruik van de bibliotheek.”

We staan even met onze mond vol tanden wanneer dat aantal tot ons doordringt, maar Gauke vertelt ondertussen onvermoeibaar verder: “Het hangt een beetje van het onderwerp af, want er zijn onderwerpen waar ontzettend veel over te vinden is en over andere weer een stuk minder. Zo heb ik voor De handen van Kalman Teller, waar ik mijn eerste Gouden Strop mee heb gewonnen, slechts kunnen putten uit een aantal krantenartikelen en het contact dat ik had met de advocaat die werkte aan de zaak die centraal staat in het boek.”

Gauke benadrukt dat hij echter geen onderzoeksjournalist is. Hij maakt gebruik van bestaande bronnen om zijn boeken zo waarheidsgetrouw als mogelijk neer te zetten. Daarbij staat integriteit voor de auteur uit Bloemendaal hoog in het vaandel. “Om terug te pakken op het Restitutiebeleid: als Joodse nabestaanden daar zo door zijn geschaad dan moet ik dichtbij de feiten blijven. Ik kies altijd de zijde van de  slachtoffers.”

Het thema onrecht is al een paar keer tussen de regels door gevallen. Dit zien we ook terug in Dodelijke gelijkenis, waarin thema’s als ongelijkheid en onaantastbaarheid centraal staan. Wil je bepaalde mensen met jouw boeken een stem geven of is er een boodschap die je graag wilt overbrengen? “The Keepers gaat over een priester op een meisjesschool die ontucht met die meisjes pleegt en ermee wegkomt. Dat vind ik zelf zo wrang, dat die meisjes nooit gerechtigheid hebben gekregen. Dus in die zin neem ik het dan in mijn boek voor hen op, maar het is vooral wat mezelf raakt als onrecht en dan laat ik toch het recht alsnog zegevieren, al is het maar op papier. Er zit ook heel vaak het thema wraak in mijn boeken.”

Hij vervolgt: “Ik kan zelf slecht tegen onrecht en dan is het mooi dat ik dat naar voren kan brengen in mijn boeken. Ik kan me maar moeilijk voorstellen iets te schrijven dat niet zo’n laag heeft. Neem bijvoorbeeld boeken over een seriemoordenaar: vaak spannend, maar ook heel dun. Alsof effectbejag het enige doel is. Ik vind dat veel boeken wat dat betreft een beetje dunnetjes zijn.”

“Ik beschrijf de moord op de dokter in het boek zeer gedetailleerd; hoe de ijspriem binnendringt in zijn schedel, het eerste tikje...”

Lobotomie

In Dodelijke gelijkenis kunnen mensen die houden van een bloederige afstraffing dan ook hun hart ophalen. Het boek leidt ons door de wereld van psychiatrische instellingen in de jaren 60. De behandelmethodes waren destijds niet al te zachtzinnig of ethisch te noemen. Werknemers van deze instellingen worden in Dodelijke gelijkenis flink op de korrel genomen. De martelingen en moorden heeft Gauke zonder genade omschreven. De een zal er behagen in scheppen, waar de ander liever wegkijkt.

De omschrijvingen zijn erg gedetailleerd en luguber. Is dat bewust zo gedaan? “Nee, dat is zeker niet het geval. Ik heb bestaande therapieën gebruikt uit die tijd. Je had bijvoorbeeld de lobotomie, maar ook insulineshocktherapie, warmwatertherapie en elektroshocks. Die laatste therapie bestaat vandaag de dag nog steeds, maar dat er ging er toen veel ruiger en ongecontroleerder aan toe. De beschreven behandelmethoden werden in die tijd daadwerkelijk op patiënten toegepast. De lobotomie was ook heel gebruikelijk in die tijd. (Een lobotomie is een chirurgische ingreep waarbij de verbindingen tussen het voorhoofdsgedeelte en de rest van de hersenen worden losgemaakt. Men dacht zo diverse psychische stoornissen zoals schizofrenie en depressie te kunnen verhelpen, red.) Zo heeft Joe Kennedy, de vader van John F. Kennedy, zijn eigen dochter laten lobotomeren. Zij was geestelijk in de war en hij wilde niet dat zij met haar gedrag de politieke dynastie in gevaar zou brengen waar hij met zijn twee zoons aan werkte”, waarmee Gauke nog maar eens onderstreept hoe gebruikelijk de lobotomie in die tijd was.

Direct aan het begin van Dodelijk gelijkenis wordt een van de artsen van het Maryland Asylum for the Insane halfdood aangetroffen in zijn eigen operatiezaal. Hij is het slachtoffer geworden van een opzettelijk verkeerd uitgevoerde lobotomie. Hoe dicht de boeken van Gauke Andriesse vaak tegen de werkelijkheid aan schuren wordt des te meer duidelijk wanneer Gauke zijn kennis en research met betrekking tot de historie van deze onconventionele ingreep nog maar eens tentoonspreidt: “Net als in het boek heeft er een professor bestaan (Walter Freeman) die zeer frequent en op grote schaal de lobotomie uitvoerde, waarbij hij vaak meerdere gevallen per dag behandelde en daarvoor heel het land rondreisde. Die professor ging klinieken af waar er soms vijf, zes patiënten waren die een lobotomie moesten krijgen. Ik beschrijf de moord op de dokter in het boek zeer gedetailleerd; hoe de ijspriem binnendringt in zijn schedel, het eerste tikje… en dat is misschien wel gruwelijk, maar in het begin werd er voor deze ingreep ook nauwelijks meer dan een veredelde ijspriem gebruikt.”

In de openingsscène van Dodelijke gelijkenis mag dan al meteen het bloed rijkelijk vloeien, maar het blijkt pas het topje van de ijspriem… uh ijsberg te zijn. Voor de mensen die het boek nog niet hebben gelezen willen we echter niet te veel weggeven. Wel zijn we benieuwd of Gauke ooit heeft getwijfeld over sommige passages.

“Vincent van den Eijnde, een goede vriend van mij. Hij leest mee en laat kritische noten horen. We werken zo samen dat ik een  aantal hoofdstukken schrijf en vervolgens met hem bespreek. Dat kan gaan van meer algemene punten als de verhaallijn of het plot, maar ook gedetailleerd als ‘bestond zoiets in de tijd al?’ Het is ook weleens voorgekomen dat hij iets te wreed vond, ook omdat het niet wezenlijk bijdroeg aan het verhaal of omdat het te veel van het goede was. Hoe het ook is: het beschrijven van iets wreeds moet wel een doel hebben, niet enkel effectbejag. Soms kom ik thrillers tegen die zo gruwelijk zijn, dat ik dan denk: dat zou ik niet kunnen, denk aan American Psycho van Bret Easton Ellis. Ik vond de scènes in mijn boek, dat is misschien raar om te zeggen, nog wel acceptabel. Maar nogmaals er zitten ook grenzen aan. Er zijn dingen die ik nooit zou kunnen opschrijven.”

“Je kunt naarmate het boek vordert je personage steeds verder inkleuren door na te denken over wat hij of zij van iets vindt.”

Wat vindt hij ervan?

In Dodelijke gelijkenis volgen we Leo Boorman, een eigengereide rechercheur bij de Baltimore Police Department. Is er een lange tijd overheen gegaan totdat je het personage zo hebt kunnen creëren als je voor ogen had?

“Nou, je kunt een personage naarmate je schrijft verder invullen. Ik begin met de meer algemene zaken. Zo wilde ik voor dit personage een Nederlandse naam. Dat kan wel even duren, want ik moet wel een ‘klik’ met een naam hebben. Dan ga ik dat verder uitwerken: het personage is iemand van middelbare leeftijd, het is een beetje een einzelgänger, dus hij heeft binnen de afdeling waar hij werkt ook problemen met samenwerken, maar naarmate zo’n boek vordert, komt hij ook in situaties terecht die je kunt gebruiken om meer over hem bloot te geven. Hij luistert bijvoorbeeld naar de radio en dan hoort hij over de Vietnamoorlog. Dan is voor mij de vraag:  wat vindt hij van Vietnam? Boorman staat achter de Vietnamoorlog en hij vindt president John F. Kennedy een slappeling. Nu zal iedereen zeggen dat de Vietnamoorlog een verkeerde oorlog was, maar er waren natuurlijk in die tijd, en zeker aan het begin, heel veel mensen die erachter stonden. Het is dus niet zo dat ik het personage al helemaal klaar heb wanneer ik begin met schrijven, maar dat ontwikkelt zich geleidelijk. Overigens moet je ook iets overlaten aan de verbeelding van de lezer. Ik noem bijvoorbeeld wel zijn leeftijd, maar beschrijf niet zijn uiterlijk, dat mag de lezer zelf invullen. Andere dingen die ik uitwerk zijn hoe zijn relaties eruit zien, hoe hij is naar zijn collega’s en wat zijn mening is over racisme.”

Dodelijke gelijkenis speelt zich af in het Amerika van de jaren 60. Een bewogen, maar ook een heel interessant tijdperk. Vol passie deelt Gauke zijn kennis en legt hij uit hoe hij de gebeurtenissen uit die tijd heeft gebruikt om Leo Boorman verder vorm te geven. “In de jaren 60 gebeurt er veel: Kennedy is vermoord, de Vietnamoorlog escaleert, rassensegregatie, Martin Luther King, Malcolm X noem het allemaal maar op. Voor mij is dan elke keer opnieuw de vraag: wat vindt Leo Boorman daar allemaal van? Je kunt naarmate het boek vordert je personage steeds verder inkleuren door na te denken over wat hij of zij van iets vindt.”

“Een thriller is pas goed als de hoofdpersoon goed is.”

Een menselijke seriemoordenaar

Het is al eerder gegaan over de bloederige moorden in Dodelijke gelijkenis. Maar voor die moorden is natuurlijk ook iemand verantwoordelijk. Deze persoon kreeg gestalte in de vorm van een heuse seriemoordenaar. Je bent echt in het hoofd van de moordenaar gedoken. Wat voor afdaling is dat? “Heel vaak als je thrillers leest over seriemoordenaars dan worden ze heel slecht of ongeloofwaardig neergezet”

Niet menselijk eigenlijk. “Precies. De moordenaar moest voor mij meer een ‘gewoon’ iemand zijn die dan toch wraak neemt. Ik wilde niet een of andere, slecht uitgewerkte,  karikatuur. Ook zo’n persoon kun je stukje voor stukje in het boek ‘opbouwen’. Er is de hoofdpersoon waar je heel veel tijd en aandacht aan moet besteden, maar ook de moordenaar. Ik heb geprobeerd zo aannemelijk mogelijk te maken waarom hij aan het moorden slaat. Het belang van een goed uitgewerkte hoofdpersoon is inmiddels wel aangetoond.  Een thriller is pas goed als de hoofdpersoon goed is. Henning Mankell heeft Wallander, Arnaldur Indriðason heeft Erlendur, Michael Connelly heeft Hieronymus Bosch.”

Maar je hebt geen vaste succesformule of bepaalde stappen die je altijd volgt? “Nee, maar er zijn wel bepaalde onderdelen die goed moeten zijn: hoofdpersoon en nevenkarakters, plot, kwaliteit van dialogen, spanningsopbouw, sfeer, niet teveel uitleggen.”

“Er gebeuren zoveel dingen dat één boek te weinig zou zijn om over alles te kunnen schrijven.”

Geen New York, wél Baltimore

Dat Amerika als locatie voor een boek wordt gebruikt zien we vaker. Maar vaak worden dan steden als New York, Washington of Los Angeles uitgekozen. Gauke Andriesse liet echter de keuze vallen op industrie- en havenstad Baltimore. Hoe ben je op het idee gekomen om het verhaal in Baltimore af te laten spelen? En waarom uitgerekend in de jaren 60?

“Om te beginnen met dat laatste: begin jaren 60 had je geen moderne recherchetechnieken. Tegenwoordig zou de politie camerabeelden opvragen, telefoons willen uitlezen… Boorman heeft geen mobiele telefoon. Als hij wil bellen dan moet hij dat op het bureau doen of thuis of hij moet muntjes bij zich hebben om in een telefooncel te bellen. Ook zijn er in die tijd nog geen heel geavanceerde DNA-analysesystemen, dus dat vond ik een mooi iets. Als ik een boek in de tijd van nu zou schrijven dan zou je veel meer moderne onderzoekstechnieken hebben die tot de beschikking van de politie staan. Vingerafdrukken kun je bijvoorbeeld nu door een database halen, maar dat kon toen niet. Dus je moest in die tijd een vingerafdruk hebben én een verdachte om te kijken of je die vervolgens kon matchen. Ik vind het mooi dat de opsporingstechnieken die Leo Boorman gebruikt wat eenvoudiger zijn. Het gaat echt om het klassieke recherchewerk, zoals met mensen praten en handelen vanuit onderbuikgevoel en intuïtie.”

Dat de jaren 60 een rijke bron is aan gewichtige historische gebeurtenissen, werd al eerder door Gauke benadrukt. Hij zit dan ook al boordevol inspiratie voor het tweede deel in de Leo Boorman-trilogie. Vergelijkbaar met je favoriete geschiedenisleraar van de middelbare school brandt Gauke los: “In het tweede boek schrijf ik heel veel over Malcolm X en The Nation of Islam. Dat laatste is een bepaalde zwarte beweging, die overigens nog steeds bestaat, die een aparte staat wilde voor de zwarte inwoners van Amerika. Die wilden een apart Amerika voor mensen met een donkere huidskleur aan de ene kant en een apart Amerika voor witte mensen aan de andere kant. Een van hun spokesmen was Malcolm X, maar op een gegeven moment vonden zij Malcolm X te extreem worden en hebben ze hem eruit gegooid. Later is hij overigens vermoord door een aantal mensen van The Nation of Islam. Het is een hele interessante tijd waarin heel veel gebeurt.”

De tijdsgeest spreekt de auteur niet alleen aan vanwege de belangrijke historische momenten, maar ook zeker door de overall vibe die de jaren 60 geeft. “Allerlei nieuwe, materialistische verworvenheden: audio-apparatuur, ijskasten, prachtige auto’s, fastfoodketens, drive-in bioscopen en ga zo maar door.  De verhoudingen tussen mannen en vrouwen waren toen ook anders, veel traditioneler. Al dat soort dingen kom ik tegen en die vind ik allemaal interessant om in een boek te verwerken. Daar heb je ook eigenlijk wel een trilogie voor nodig.”

Maar ook haakt Gauke al snel weer de pittigere onderwerpen aan: “Ik schrijf in boek twee bijvoorbeeld meer over The Nation of Islam, omdat er een zwarte jongen gelyncht wordt. Je had toen o.a. de Ku Klux Klan (KKK) en The American Nazi Party (ANP). Er gebeuren zoveel dingen dat één boek te weinig zou zijn om over alles te kunnen schrijven.”

Nu we uitgebreid over de jaren 60 hebben gesproken, gaan we dieper in op de locatie van het boek. Gauke legt uit waarom zijn keuze op Baltimore, de grootste stad in de Amerikaanse staat Maryland, is gevallen. “Over steden als New York en Los Angeles is al veel geschreven, neem de boeken van Michael Connelly die zich in die laatste stad afspelen. Ik koos juist voor Baltimore omdat het in die zin een beetje een ‘vergeten’ stad is. Vergeten, maar zeer interessant. Er leefden en leven bijvoorbeeld  veel verschillende bevolkingsgroepen: Ieren, Italianen, Oost-Europese Joden, witten die uit de Appalachen kwamen, dat is een verarmde bergstreek ten zuiden van Baltimore. Veel van deze mensen kwamen naar Baltimore om in de staalfabrieken te werken. Je hebt er natuurlijk de zwarte getto’s. Veel ervan zou je ook in New York kunnen vinden, maar Baltimore is toch een wat minder glamorous stad. Ik ben er zelf nooit geweest, maar ik sprak laatst iemand die de stad wel heeft bezocht en die zei ook dat hij het de minst leuke stad vond van alle Amerikaanse steden waar hij is geweest. Er hangt een wat sombere sfeert en daarbij is Baltimore een zeer gewelddadige stad, met jaarlijks rond de 300 moorden.  Er kwamen heel veel immigranten binnen via Ellis Island, New York, maar er kwamen ook heel veel immigranten binnen via de haven van Baltimore, wat het mede tot zo’n multiculturele stad maakte”

“Zweren, schimmels, open wonden, bloedzuigers, dagenlang zonder eten of drinken, de verzengende hitte, de gekmakende, ondoordringbare jungle, hersenmalaria, de zinloze doden…”

De Vietnamoorlog en Boorman deel 2

Zoals al eerder is gebleken haalt Gauke zijn inspiratie uit verschillende bronnen. Om ervoor te zorgen dat hij de juiste kennis heeft en de sfeer goed te pakken krijgt van de onderwerpen waar hij over schrijft, leest hij dus voornamelijk een groot aantal boeken om informatie te vergaren. Met het volgende verhaal laat hij zien dat die inspiratie werkelijk overal vandaan kan komen op de meest onverwachte momenten: “Toen ik de voorzitter was van de jury voor de Vrij Nederland Detective en Thrillergids 2022 werd de winnaar Harlem Shuffle van Colson Whitehead, een zwarte auteur. Dit boek beschrijft het leven van iemand die een meubelzaak heeft in de jaren 60… en hij heelt er ook een beetje bij… Nou, dat boek kan ik dan ook weer gebruiken, al is het maar om het detail hoe de meubels in de jaren 60 uitzagen. Dus ik heb in Boorman 2 een passage opgenomen dat hij door een meubelzaak loopt, omdat hij daar iemand moet ondervragen. En dan staat hij voor een bepaald bankstel van een bepaald merk.”

Daarop inhakend… wat kun je ons vertellen over deel 2? Je liet eerder al doorschemeren dat de Vietnamoorlog een nog grotere rol gaat spelen in dit boek. Wat gaan we daarvan zien? “Er is een beroemd boek over de Vietnamoorlog dat Matterhorn heet. Dat boek is geschreven door een Amerikaan, Karl Marlantes, die daar als marinier gevochten heeft en Matterhorn is de naam van een bergtop die de soldaten moesten veroveren. Matterhorn is een van de bekendste boeken over de Vietnamoorlog omdat er helder en tot in de kleinste details wordt beschreven hoe onvoorstelbaar en vreselijk het was voor die jongens. Zweren, schimmels, open wonden, bloedzuigers, dagenlang zonder eten of drinken, de verzengende hitte, de gekmakende, ondoordringbare jungle, hersenmalaria, de zinloze doden. Ze veroverden één heuvel en dan moesten ze die achterlaten, waarop die door de Viet Cong werd bezet en dan moesten ze diezelfde heuvel weer opnieuw veroveren. Zo’n boek gebruik ik dan om die Vietnamoorlog tot leven te brengen.”

We gaan niets inhoudelijks verklappen wat betreft het einde van Dodelijke gelijkenis. Wie echter het boek heeft gelezen of nog gaat lezen, moet zich erop voorbereiden dat Gauke in deel 2 niet direct de draad oppakt op het punt waar deel 1 is geëindigd. “Wat mij betreft is het een open einde dat de lezer zelf mag invullen. Ik heb dat wel vaker gedaan in mijn boeken, hopelijk wel op een manier die niet onbevredigend is. Het kan niet zo zijn dat je ergens naartoe werkt en aan het einde niet het antwoord geeft. Maar je kunt wel een open einde hebben dat je dan bij jezelf denkt: ik vond het een mooi boek en hoe zou het ze nou verder vergaan?”

Als fans van de Boorman-trilogie willen we natuurlijk ook weten op welke termijn we het tweede deel mogen verwachten. “Ik ben al flink gevorderd, maar ik moet daar wel bij zeggen dat in dit boek drie verhaallijnen moeten samenkomen, dat is nogal wat en ik ben daar nog niet helemaal over uit. Ik moet nog met Vincent gaan praten en daarna gaat het boek naar de uitgever, dus het kan nog wel even duren voordat het boek er echt is. Nu is de voorlopige planning dat begin 2024 deel 2 komt”, verwacht Gauke.

“Wat ik wel zelf in de hand heb is een zo goed mogelijk boek schrijven en wat ik ook zelf in de hand heb, is dat ik dat met plezier doe.”

Iets ambachtelijks

Gauke won tweemaal de Gouden Strop, de prijs voor het beste Nederlandstalige spannende boek. In 2011 sleepte hij met De handen van Kalman Teller de prestigieuze award in de wacht en in 2017 lukte hem dat opnieuw met Tot stof, zijn debuutthriller onder het pseudoniem Felix Weber. Gaf het je en bepaalde druk nadat je tweemaal de Gouden Strop had gewonnen? “Druk voel ik eigenlijk nooit. Ik schrijf voor mijn plezier. Ik probeer elke keer voor mezelf een zo goed mogelijk boek te schrijven. Mijn eerste vijf boeken waren een serie met in de hoofdrol Jager Havix. Daarna heb ik Tot stof en Genadeschot geschreven onder het pseudoniem Felix Weber. Die twee boeken spelen zich af tijdens de Tweede Wereldoorlog met verschillende hoofdpersonen. Maar ik wil mezelf wel vernieuwen. Vandaar het idee om iets geheel nieuws te beginnen: een trilogie over een rechercheur met een Nederlandse achtergrond bij de  Baltimore Police Department, begin jaren zestig. Ik probeer het zo goed mogelijk te doen en daarbij heb ik de steun van Vincent en mijn uitgever die kritisch meelezen. Dat mag ook wel eens gezegd worden, want als ik een manuscript aanlever, ben je zo zes maanden verder totdat je alle input van een redacteur verwerkt hebt.”

Gauke schreef dus eerst zijn vijfdelige Jager Havix reeks alvorens hij onder het pseudoniem Felix Weber zijn schrijverscarrière vervolgde. De naam Felix koos hij willekeurig, maar Weber niet. Weber is namelijk de achternaam van Gaukes grootvader die leraar in Nederlands-Indië was. Tijdens de Tweede Wereldoorlog kwam hij in een gevangenkamp terecht en moest hij aan een spoorweg werken. Hij kwam daarbij om het leven en werd nooit teruggevonden. Gauke zag het pseudoniem als een mooie manier om zijn opa te eren en te laten herleven. Onder Felix Weber bracht Gauke slechts twee boeken uit. Heeft het een reden dat je niet langer als Felix Weber bent blijven schrijven? “Een verandering van uitgeverij. Ik zat eerst bij Atlas Contact, indertijd nog Atlas, en toen ben ik naar MeulenhoffBoekerij gegaan. Daarna ben ik bij Volt uitgekomen en die vonden het een goed idee om mijn boeken weer uit te brengen onder de naam Gauke Andriesse. Dus het heeft eigenlijk een heel praktische reden.”

Er heeft ruim vier jaar gezeten tussen Dodelijke gelijkenis en Genadeschot, het laatste boek dat hij uitbracht als Felix Weber. Was het spannend om weer onder je eigen naam terug te keren? “Nee hoor, toen ik onder mijn pseudoniem ging schrijven wisten ze binnen de kortste keren dat ik erachter zat.”

Tweemaal de Gouden Strop winnen is natuurlijk al een bijzondere mijlpaal die veel auteurs hem niet na zullen doen. Waar ligt nog verder jouw ambitie; een internationale uitgave, een verfilming…? “Drie van mijn boeken zijn in het Spaans vertaald, Tot stof is in het Duits uitgebracht. Het hangt heel erg af van hoe een boek in Nederland wordt ontvangen. Over het algemeen heb ik goede recensies. Of een boek in het buitenland uitkomt is echter een ander traject. De uitgever neemt het boek mee naar internationale boekenmarkten, zoals de Frankfurter Buchmesse en de London Book Fair, en prijst het daar aan. Vervolgens moet een buitenlandse uitgeverij daar wat in zien en die gaat dan het boek vertalen. Dat heb je dus zelf niet zo erg in de hand. Ik ben natuurlijk geen bestsellerauteur, maar ik zou het wel fijn vinden om meer lezers te hebben en dus meer boeken te verkopen. Dat is goed voor mij en goed voor de uitgever.  Ik maak me daar echter niet heel druk om, omdat ik daar zelf geen invloed op heb. Wat ik wel zelf in de hand heb is een zo goed mogelijk boek schrijven en wat ik ook zelf in de hand heb, is dat ik dat met plezier doe.”

Voor Gauke is de kunst van het schrijven dan ook echt iets bijzonders: “Ik vergelijk boeken schrijven ook wel met iets ambachtelijks, want een boek heeft ja… ruim honderdduizend  woorden ongeveer en dat moet echt woord voor woord eruit komen. Het is niet zo dat je een avondje inspiratie hebt en dat er dan ineens een boek is. Nee, je moet uren maken net zoals een ambachtsman. Creativiteit en talent is heel fijn, maar als dat niet is gekoppeld aan discipline en doorzettingsvermogen zal dat nooit een boek opleveren.”

En wat is dan het grootste compliment dat je kunt krijgen als auteur? “Een positieve reactie van lezers, dat en natuurlijk ook een goede recensie. Dat is vooral fijn als ik de indruk krijg dat iemand met aandacht mijn boek heeft gelezen en dat diegene er echt over nagedacht heeft.”

“Het geeft voor mij deels zin aan het leven.”

Zingeving

Heeft het schrijven voor jou ook een soort van therapeutische werking, dat je bepaalde frustraties van je af kunt schrijven? “Therapeutisch niet, het is vooral fijn om met iets bezig te zijn waaraan je plezier beleeft en waar je ook nog eens een zeker talent voor hebt. Het geeft structuur en houdt me bezig. Het geeft voor mij deels zin aan het leven. Niets doen leidt maar tot sombere gedachten, dat is wel mijn ervaring.”

Voor het eerst in dit interview benoemt Gauke zijn baan. Hij werkte tien jaar als ontwikkelingseconoom in het Andesgebergte van Ecuador en sinds 2000 werkt Gauke voor Cordaid waar hij de laatste vijf jaar verantwoordelijk is voor de microfinancieringsportefeuille in Latijns-Amerika. In zijn functie ondersteunt hij organisaties die kleine leningen verstrekken aan kleinschalige ondernemers. Haal je inspiratie uit je werk om te gebruiken in je boeken, zoals een bepaald onrecht, armoede of grote klassenverschillen die je in zulke landen ziet? “Nee, dat zie ik wel, maar dat zijn geen thema’s waarmee ik in mijn boeken iets wil doen. Er wordt al heel veel geschreven over armoede in ontwikkelingslanden en dan wordt het voor mij ook te politiek. Ik haal liever inspiratie uit andere dingen. Ik doe mijn werk graag, maar ik houd het liever gescheiden.”

Al laatste vragen pakken we terug op het thema zingeving waar Gauke het zojuist over had. Over dat schrijven hem een doel geeft in het leven. Wat hoop je na te laten met jouw boeken? Wat zou je graag willen dat mensen over jou en je boeken zullen onthouden? “Nou, laten we het vooral niet groter maken dan het is. Schrijven is een mooi iets, maar ik neem mijn petje af voor de echt waardevolle beroepen: leerkrachten in het onderwijs, verpleegkundigen, ambulancemedewerkers. Ik hoop enkel dat mijn lezers mijn boeken met plezier hebben gelezen, dat ze er  iets van opgestoken hebben en ook, heel belangrijk: dat het  het ze geraakt heeft.  Ik hoop altijd dat mensen mijn thrillers spannend en interessant vinden, maar dat het ze  ook raakt. Dat probeer ik in mijn volgende boek ook. Dat gaat over een teruggekeerde Vietnamveteraan die helemaal doorgedraaid is en allemaal erge dingen gaat doen. Maar dan hoop ik ook dat de lezer zich ook kan inleven in dit personage en dat ze met hem kunnen meeleven.”

Ondanks dat Gauke zelf een goed beeld heeft bij hoe hij hoopt herinnerd te worden, willen we eindigen met wat hij aan het eind van het interview zei. Want dat typeert hem als mens:

“Dat je interesse hebt in mij en mijn boeken vind ik heel bijzonder. Ik doe het met heel veel plezier, maar je moet ook wel gevraagd worden voor een interview. Dus ik vind het fijn dat je me benaderd hebt.”

Tweevoudig winnaar van de Gouden Strop, maar van sterallures geen sprake. Ondanks zijn respectabele leeftijd van 63-jaar is het duidelijk dat zijn ster nog altijd rijzende is. Gauke Andriesse, een man met een hart van goud, een vlotte pen en een moreel kompas dat zijn boeken sturing geeft. Hij mag dan wel vaak schrijven over onrechtvaardigheid, maar het was een voorrecht om een bijzonder mens als Gauke te mogen spreken.

 

Image
Jelle van der Kruijs.jpeg
Jelle van de Kruijs
Mijn naam is Jelle van de Kruijs. Met 2001 als geboortejaar ben ik een jeugdige thrillerliefhebber. Dankzij Schuilplaats van Harlan Coben ben ik het thrillergenre ingezogen. Coben is dan ook mijn favoriete auteur, op de voet gevolgd door Steve Cavanagh en Deon Meyer. Als recensent bij ThrillZone krijg ik de mogelijkheid om kennis te maken met nieuwe auteurs en tegelijkertijd mijn twee passies te combineren; lezen en schrijven.

Add new comment

Plain text

  • No HTML tags allowed.
  • Lines and paragraphs break automatically.
  • Web page addresses and email addresses turn into links automatically.