Tegenwoordig lijkt het alsof thrillers steeds sneller, flitsender en aantrekkelijker moeten worden. Alsof het tussendoortjes zijn die als fast food verorberd moeten worden. Er zijn echter genoeg auteurs die zich daar weinig van aantrekken en het nog echt ambachtelijk benaderen. Een voorbeeld is Alex Ahndoril, Lars Kepler in disguise. Zij brengen het aloude genre whodunit weer tot leven met hun Sleutel-serie. Voor sommigen voelt het ouderwets aan, maar de liefhebber smeult ervan.
Hetzelfde geldt voor de Scandi-thriller. Waar vele auteurs zich wagen aan bloed, actie en snelheid, doen sommigen het rustiger aan. Zij leveren kwaliteit zonder opsmuk. De bekendste is Arnaldur Indridason, die van ‘meer met minder’ zijn levensmotto lijkt te hebben gemaakt. Landgenoot Ragnar Jonasson doet dit echter ook. Met zijn steengoede Duister IJsland-reeks timmerde hij hard aan de weg. Hij schreef zelfs een thriller met de premier van IJsland, Reykjavik. Nu is er het eerste deel in zijn Hulda-serie, over, jawel, Hulda. Het boek heet De duisternis.
Hulda Hermansdottir is een politie-inspecteur op leeftijd. Ze wordt door haar jonge leidinggevende op een zijspoor gezet. Zijn opmerking: haar laatste dagen mag ze slijten met een cold case.
Ze kiest de zaak rondom een aangespoeld lijk. Jaren geleden spoelde het lichaam van een Russische asielzoekster aan. Door de politie werd het al snel afgedaan als zelfmoord. Al snel blijken er meer slachtoffers te zijn en blijkt zelfmoord té voor de hand liggend…
In De duisternis laat Jonasson op nietsontziende wijze de meest duistere zijde van het vredige IJsland zien. Misdaad, maar ook misbruik in de eigen familiekring; het blijkt allemaal onder het beschavingslaagje van IJsland schuil te gaan. Het boek komt daarmee binnen en blijft nog een tijdje nasudderen.
Dit alles verpakt de IJslandse auteur in zijn kenmerkende sobere schrijfstijl. Voor sommigen niet aantrekkelijk, maar de echte liefhebber zal ervan smullen. Jonasson (b)lijkt niet scheutig met woorden, maar dat verheft hij op eenvoudige wijze tot kunst.
Hetzelfde geldt voor de plot. Geen stevige achtervolgingen of schietpartijen, maar een oudere agente die last heeft van chronische vermoeidheid en het niet kunnen aarden in een jongere politieorganisatie. Bovendien maakt ze soms grote fouten die andere onderzoeken weer in de wielen rijden. Het is realistisch en tegelijkertijd aandoenlijk. Hoofdpersoon Hulda springt er hierdoor uit. Het zou je alleenstaande buurvrouw kunnen zijn, maar Jonasson laat zien dat schijn bedriegt. De jeugd van Hulda heeft haar zwaar getekend, en ook het huwelijk met haar overleden man laat sporen na. Zozeer zelfs, dat het de lezer aangrijpt.
Dit alles overgiet Jonasson met een gezonde scheut maatschappijkritiek. Zoals het zwart-witte asielbeleid in IJsland, dat slachtoffers kost. Of het met de mantel der liefde bedenken van wat er achter voordeuren gebeurt; het zorgt voor onherstelbare schade aan mensen.
Natuurlijk moet de auteur zorgen voor een knap gecomponeerd einde. En al helemaal bij de start van een serie. Dat trekt Jonasson gelukkig óók over de eindstreep.
Het maakt van De duisternis een zeer knappe start van de nieuwe Hulda-reeks. Sober, maar enorm doeltreffend.
